De Skaggerbrat zat aan de thee, toen Bombom Arie aan kwam lopen.
‘Ik heb een gedicht bedacht,’ zei Bombom Arie al van een afstandje. Hij keek er heel trots bij.
‘Dat is knap, Bombom Arie,’ zei de Skaggerbrat, ‘je bent vast trots.’
‘Ik ben zo trots,’ zei Bombom Arie, ‘dat ik volgens mij zelfs een beetje glim.’
‘Wat is het voor gedicht?’ vroeg de Skaggerbrat.
‘Het is een prachtig gedicht, Skaggerbrat. Al zeg ik het zelf.’
Bombom Arie schonk een kop thee in voor zichzelf en ging tevreden bij de Skaggerbrat aan tafel zitten. Hij had een brede, trotse glimlach op zijn gezicht.
‘Nou,’ zei de Skaggerbrat, ‘dat is leuk om te weten. Is het je eerste gedicht?’
‘Ja.’ zei Bombom Arie.
‘Goh.’ zei de Skaggerbrat.
Ze dronken thee en zeiden even niets.
‘Zeg Bombom Arie,’ begon De Skaggerbrat toen.
‘Ja?’ zei Bombom Arie.
‘Is het moeilijk om een gedicht te bedenken? Ik zou dat ook wel eens willen proberen.’
‘Zou je dat wel doen? Het is wel heel ingewikkeld hoor. Je moet allemaal woorden vinden die op elkaar rijmen. En het moeten er precies genoeg zijn. En als je dat hebt gedaan, dan ben je er nog niet. Je moet er nog allemaal woorden bij stoppen, zodat het een gedicht wordt.’
‘Dat klinkt alsof je heel moet nadenken,’ zei de Skaggerbrat.
‘Heel veel,’ zei Bombom Arie.
‘Nou, daar ben ik best goed in. Dus misschien moet ik het ook eens proberen.’ En de Skaggerbrat begon na te denken, terwijl Bombom Arie rustig zijn thee dronk.
Toen kwam Knuft aanlopen. Hij had ook wel zin gehad in een kopje thee en hij wist dat de Skaggerbrat op deze tijd van de dag altijd een pot thee klaar had staan. Net als op de meeste andere tijden van de dag.
Bombom Arie vertelde Knuft dat hij een gedicht had bedacht.
‘Dat is mooi, Bombom Arie,’ zei Knuft, ‘mogen wij het gedicht horen?’
‘Natuurlijk,’ zei Bombom Arie. Hij schraapte zijn keel heel gewichtig en begon:
‘De Skaggerbrat zat aan de thee.
Toen kwam ik langs en deed ik mee.
En toen ik het bericht had gebracht
dat ik een gedicht had bedacht
Zei Skaggerbrat:
Weet je wat?
Ik wil dat ook wel eens doen.
En toen.’
Knuft en de Skaggerbrat keken naar Bombom Arie. Bombom Arie keek naar Knuft en de Skaggerbrat.
‘En toen?’ zei Knuft.
‘Inderdaad,’ zei Bombom Arie, ‘en toen. Mooi hè?’
‘Het is zeker een mooi gedicht,’ zei Knuft, ‘maar moet er niet nog iets achteraan komen?’
‘Jazeker, Knuft,’ zei Bombom Arie, ‘maar dat kan de Skaggerbrat dus doen. Als je toch een gedicht wil bedenken, kun je er net zo goed eentje bedenken die meteen na het mijne komt.’
Dat vond de Skaggerbrat een geweldig idee. En zodra ze hun thee op hadden en Bombom Arie en Knuft vertrokken waren, begon hij met denken.