In Utrecht woont een grote bonte specht
die zegt
(wellicht terecht)
dat alles vroeger beter was.
Vraag je hem dat uit te leggen, dan zegt hij recht in je gezicht dat hij het toch kan weten.
Hij noemt je dan dom joch of simpel wicht en zegt: ‘Ik had al jicht toen jij nog niet met mes en vork kon eten.’
Zijn herinneringen stammen uit een ander tijdsgewricht, toen men nog sprak van eer en plicht. Althans, dat pocht de specht. En hij zegt:
‘Ach, het is toch geen gezicht, de jeugd van tegenwoordig die maar niets verricht, en alles beter denkt te weten.’
En zeg je dan: ‘Dat zeg je wel zo plechtig specht, maar wordt de soep dan echt zo heet gegeten?’
‘Wis en waarachtig’ is het antwoord dan, waarna nog net niet met een krachtterm wordt gesmeten.
En dan verliest hij zich in mijmeringen, over respect waar hij zoveel aan hecht, doorspekt met allerlei verhalen over wat Bertolt Brecht allemaal gezegd zou hebben,
die almaar saaier worden met de tijd.
En voor je ‘t weet ben je je avond kwijt.
Dus tref je ooit een grote bonte specht
die zegt
dat alles vroeger beter was:
Vraag hem niet dat uit te leggen,
want echt,
dan begint het pas.